Wie ben ik – lezing en overweging 8 maart

Mattheus 23: 8-12

Toen richtte Jezus zich tot de menigte en zijn leerlingen en zei: “Jullie moeten je geen rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één Meester en jullie zijn elkaars broeders en zusters. En noemt niemand op aarde “vader” want jullie hebben maar één Vader, de hemelse Vader. En laat je ook niet “leraar” noemen want jullie hebben maar één leraar, de Messias. De belangrijkste onder jullie zal jullie dienaar zijn.”

De gebarsten emmer

Een waterdrager in India had twee grote emmers; elke emmer hing aan één kant van een juk dat hij over zijn schouders droeg. Eén van de emmers had een barst en de andere emmer was in perfecte staat. Terwijl die tweede emmer aan het einde van de lange weg tussen de rivier en het huis van de meester een volle portie water afleverde, was tegen die tijd de gebarsten emmer nog maar half vol.

Dat ging zo twee volle jaren verder. De waterdrager leverde altijd maar anderhalve emmer water af in het huis van zijn meester. Natuurlijk was de goede emmer bijzonder trots op zijn prestaties omdat hij perfect voldeed voor het doel waarvoor hij gemaakt was. Maar de arme gebarsten emmer was beschaamd om zijn gebrek en voelde zich ellendig omdat hij maar de helft kon presteren van wat je van hem had mogen verwachten.

Nadat hij zich zo twee jaar lang als een mislukking had beschouwd begon hij op een dag bij de rivier tegen de waterdrager te praten.

“Ik ben beschaamd over mezelf en ik wil me bij jou verontschuldigen.”

“Waarom?,” vroeg de waterdrager, “waarom ben je beschaamd?”

“Omdat ik de laatste twee jaar slechts in staat ben geweest om maar een halve portie water af te leveren. Door die barst in mijn zijwand verlies ik voortdurend water onderweg naar het huis van je meester. Door mijn falen moet jij zo hard werken en krijg je niet het volle loon voor je inspanning,” antwoordde de emmer.

De waterdrager kreeg echt medelijden met de oude gebarsten emmer; hij wilde hem troosten en zei: “Als we dadelijk teruggaan naar het huis van mijn meester moet je eens goed op die prachtige bloemen letten aan de kant van de weg”.

En inderdaad: toen ze de heuvel opliepen zag de gebarsten emmer de prachtige wilde bloemen langs de kant van de weg en dat bracht hem toch een beetje troost. Maar aan het einde van de reis voelde hij zich toch weer ongelukkig omdat de helft van het water weer was weggelopen en hij verontschuldigde zich opnieuw bij de waterdrager omdat hij weer gefaald had.

De waterdrager bekeek de emmer en zei: “Heb je dan niet gezien dat er alleen maar bloemen groeien langs jouw kant van de weg en niet langs de kant van de andere emmer? Dat komt omdat ik altijd al wist dat je een beetje lekte en ik heb daar mijn voordeel mee gedaan. Ik heb bloemzaadjes geplant aan jouw kant van de weg en elke keer als we terugkwamen van de rivier heb jij ze water gegeven. En zo heb ik twee jaar lang telkens prachtige bloemen kunnen plukken om de tafel van mijn meester mee te versieren.”

“Als jij niet zou zijn zoals je nu eenmaal bent dan zou zijn huis er nooit zo prachtig uitzien.”

Overdenking – Christel Bakker

‘Muziek is mijn werk, mijn hobby, mijn passie’ zei Ruud tegen mij. ‘Maar als ik nou geen muziek meer kan maken, wie ben ik dan nog?’

Je leeft je dagelijkse leven, je doet ervaringen op met vallen en opstaan en af en toe komt er een moment in je leven dat je stilstaat en je jezelf afvraagt: ”Wie ben ik nu eigenlijk? Wat is dit leven en waarom ben ik hier? Het zijn grote levensvragen die wij allemaal onszelf wel eens stellen of hebben gesteld en waarvan we weten dat de antwoorden niet voor de hand liggen. Voor veel mensen duurt het een heel leven om te proberen een antwoord te vinden op die vragen. Voor andere mensen, die het antwoord denken gevonden te hebben, heeft dat hun leven voorgoed veranderd. Voor hen is niets meer hetzelfde, ze hebben door omstandigheden of ervaringen geleerd om anders naar het leven te kijken dan voorheen. 

Voordat we gingen luisteren naar het verhaal van de gebarsten emmer hebben we u de vraag gesteld, ‘wie bent u’? Misschien heeft u tijdens de stilte na het verhaal daar even over nagedacht en kunt u zich identificeren met:

  • de waterdrager – de harde werker, die nooit klaagt
  • of met de meester – die de touwtjes in handen heeft, maar wel afhankelijk is van de waterdrager,
  • of misschien met de perfecte emmer – die zich sterk voelt en zich geen enkele zorgen maakt
  • of met de gebarsten emmer – die zich vooral niet goed genoeg voelt.

Wat opvalt in het verhaal is dat de gebarsten emmer vindt dat hij steeds tekort schiet en daar heeft hij problemen mee. En dat is bijzonder, want de waterdrager zelf  heeft er geen probleem mee dat zijn ene emmer minder goed functioneert dan de andere.  Ook de meester horen we niet, hij heeft er overduidelijk ook geen problemen mee, hij klaagt niet over het feit dat hij dagelijks anderhalve emmer water krijgt in plaats van twee. De perfecte emmer neemt er ook geen aanstoot aan, die is voornamelijk trots op het feit dat hij niet is zoals de gebarsten emmer.

Wie ben ik? We kunnen deze vraag oppervlakkig beantwoorden met onze naam, leeftijd en kenmerken, of te wel dát wat we uiterlijk zijn. Of we kunnen natuurlijk kijken naar alles wat we niet zijn. Dat gaat het beste als we ons zelf vergelijken met anderen die in onze ogen beter zijn. Ik ben niet zo attent als zij, ik ben zeker niet zo zorgzaam, zo ad rem, zo positief of zo slim. Maar we kunnen de vraag ‘wie ben ik’ ook onderzoeken door te kijken naar onze eigenschappen, onze kracht, naar de zaken die ons uniek maken.

Kort geleden hadden we bij mij op school de opdracht gekregen om persoonlijke kernkwaliteiten van onszelf te benoemen die we zouden kunnen verbeteren. De barst in mezelf zeg maar. Toen mij die vraag gesteld werd wist ik eerlijk gezegd niet zo goed wat ik ermee aan moest en dat was zeker niet omdat ik me de perfecte emmer voelde. Om inzicht te krijgen heb ik het aan een paar mensen gevraagd die dicht bij me staan en mij heel goed kennen. En daaruit kwamen hele mooie maar ook confronterende reacties en gesprekken voort die mij hielpen om deze vraag voor mezelf te beantwoorden. Om te weten wie je bent moet je het dus soms van anderen horen. Soms als bevestiging van wat je zelf al dacht, soms als nieuw inzicht.  Hoewel? Ben ik dan hoe anderen mij zien? In de filosofie gaat men er vanuit dat je je identiteit ontleent aan anderen, aan de samenleving. Aan alles wat invloed heeft op jouw leven.

In de lezing van Mattheus spreekt Jezus zijn leerlingen én de menigte toe over de Schriftgeleerden en de farizeeërs, de mannen van de letter en de wet. De strijd om de macht is voor hen het belangrijkste. Wie is het beste? Wie vindt zichzelf de perfecte emmer? En Jezus zegt daarover: ‘Wees niet als hen. En ja, we willen misschien niet de beste of perfecte emmer zijn, maar we stappen soms wel in dezelfde valkuil. Want ook wij kloppen onszelf wel eens op de borst en zijn teleurgesteld als dat niet gezien wordt.  Wees eens eerlijk: wanneer jij een ander helpt en je ontvangt geen dank je wel…wat denk je dan? Bovendien ontlenen we ons gevoel voor eigenwaarde toch in hoge mate aan het ontvangen van complimenten en waardering. En stiekem werkt ook bij ons het ‘voor wat hoort wat principe’, ook als we dat niet willen. Zo zijn wij mensen namelijk.

Maar aan de andere kant we zijn ook ‘iets van God’. Want we bezitten een warm hart en we proberen met onze kwaliteiten –  de talenten die we hebben gekregen – goed te doen voor elkaar, voor anderen, voor de wereld. Jezus heeft het in feite in zijn toespraak over hoe hij zich een ideale gemeenschap van mensen voorstelt. Niet door je boven de ander te plaatsen, maar door dienstbaar te zijn. Door iedereen gelijk te stellen aan elkaar, niemand meer of minder. Dat is de ideale uitgangspositie. Hoewel dat niet altijd lukt, kunnen we misschien wel leven met het diepe verlangen dat we zo mogen zijn. Want dat maakt ons bewust.

Ik moest na het bestuderen van de het verhaal van de gebarsten emmer denken aan een mooie zin van Leonard Cohen: In iedereen zit wel een barst, maar dat is nou precies het stukje waar het licht doorheen straalt.

Je bent meer dan je denkt, met al je kenmerken, je kwaliteiten en je tekortkomingen. Met al je zaligheden en ook al je nukkigheden. Het complete pakket! Jij laat de wereld bloeien op jouw manier. Omarm dat maar.